Donorkind: “Ik hoef geen relatie met mijn spermadonor”
Er was geen drama toen de puzzelstukjes voor Dina Winther Hansen op hun plek vielen en ze begreep dat ze een donorkind was. Zoals ze zegt: “Er is zoveel dat veel belangrijker is. Een donorkind zijn is niet iets dat me elke dag in beslag neemt en het definieert mijn leven niet.”
“Mensen vragen mij vaak wat er gebeurde op het moment dat ik erachter kwam dat ik een donorkind ben. Maar er was nooit “het moment”. Dat ik een donorkind ben, is altijd onderdeel geweest van mijn verhaal en is nooit een geheim geweest. Zo lang ik me kan herinneren hebben mijn ouders me verteld dat ze hulp hadden bij het krijgen van mij en mijn zus. Je zou kunnen zeggen dat het een beperkt verhaal was met een voortdurende stroom aan informatie. Later voegde ik alle puzzelstukjes samen”, zegt de 23-jarige Dina Winther Hansen via een internetverbinding vanuit Oman, waar ze een semester studeert in het kader van haar studie Arabisch en islam aan de universiteit van Aarhus:
“Het was onderdeel van een natuurlijk verhaal over de omstandigheden waaronder mijn zus en ik ter wereld kwamen.”
Wat betekent “hulp krijgen”?
Dina groeide op in een buitenwijk van Aarhus, de op één na grootste stad van Denemarken, in een typisch gezin in een woonwijk met haar moeder, haar vader en haar vier jaar jongere zus. Haar ouders, en vooral Dina’s moeder, brachten het onderwerp dikwijls ter sprake wanneer zij spraken over Dina’s geboorte, de zwangerschap van haar moeder, enzovoort. Altijd met dezelfde uitleg en openheid: “We zijn naar een vruchtbaarheidskliniek gegaan en hebben hulp gehad.”
Dat wat het dichtst bij een cruciaal moment in haar verhaal als donorkind kwam, was op een dag in de achtertuin toen ze ongeveer 8 jaar oud was. Naarmate de zussen ouder werden, groeide ook hun nieuwsgierigheid. Wat betekende het om “hulp gehad” te hebben?
Het feit dat ik een donorkind ben, is een belangrijk maar klein deel van mij. Een feit, maar niet iets waar ik veel waarde aan heb toegekend. Het bepaalt mijn leven niet.
“Het is geen duidelijke herinnering, maar ik herinner me het gevoel heel goed. Het was alsof iets steeds opnieuw werd uitgelegd en ik opeens het kleine maar zeer belangrijke deel van het grote geheel begreep. Alsof je een ingewikkelde wiskundige vergelijking hebt opgelost. Het laatste stukje viel op zijn plek op de dag dat mijn moeder me vertelde dat ze een spermadonor hadden gebruikt. Dat is de eerste keer die ik me kan herinneren dat ze het concreet benoemde”, zegt Dina.
Ze zegt dat ze boosheid noch opluchting voelde. Meer een neutraal gevoel van welzijn. De meisjes begrepen niet volledig wat het betekende en hun kennis had geen grote invloed op het gezinsleven.
Een nummer op een stuk papier
Dina vertelde het nieuws aan haar vrienden op school. Hun reactie was: “Dus je vader is niet je echte vader?”
“Ik begreep de vraag helemaal niet. Het was zo abstract voor me. Natuurlijk was hij mijn echte vader. En stel je eens voor dat mijn vader dacht dat hij niet onze echte vader was. Dat was een grote angst voor mij.”
Haar klasgenoten vroegen ook naar de spermadonor. Zou hij Italiaan kunnen zijn? Haar vrienden vonden dat Dina’s temperament meer Mediterraans dan Deens leek. Dus ze ging naar huis en vroeg haar ouders wat ze eigenlijk wisten over de man die sperma had gedoneerd. Ze konden Dina niet veel informatie geven, maar ze wisten wel dat hij geen Italiaan was. Dina’s ouders hadden een donor gekozen met dezelfde haarkleur, oogkleur en lengte als hen. Dat, samen met de naam van de kliniek, is eigenlijk de enige informatie die ze hebben. In tegenstelling tot tegenwoordig, was het in de jaren ’90, toen Dina’s moeder werd geïnsemineerd, niet mogelijk een open donor te kiezen. De wetgeving is volledig veranderd en donorkinderen kunnen nu informatie krijgen over het profiel van de spermadonor, ongeacht of hij ervoor heeft gekozen om een open of non-contact donor te zijn.
“Mijn donor is een nummer op een stuk papier en compleet anoniem voor mij. En dat is prima. Ik heb geen behoefte aan een relatie. Er is zoveel dat meer voor ons betekent als gezin. Donorkind zijn is niet iets dat mijn hele dag in beslag neemt en is niet iets dat ik moet verwerken”, zegt Dina.
Halfzussen maar zussen
Dina en haar zus zijn als dag en nacht. Dina is donkerblond, haar zus heeft een veel lichtere huid. Mensen hebben zich altijd afgevraagd of ze wel zussen zijn.
“Later heb ik eens gevraagd of mijn zus en ik dezelfde donor hadden. Het antwoord was nee. Het feit dat mijn zus plotseling mijn halfzus werd, was een belangrijk iets. Het daagde de algemene opvatting van familie uit, maar voor mij blijft het een feit dat we wel zussen zijn.”
Dina’s ouders, die later scheidden, ontmoetten elkaar toen ze 29 en 31 waren. Ze besloten pas laat in hun relatie dat ze kinderen wilden. En haar vader wist dat zijn vruchtbaarheid niet optimaal was. Toen ze later de beslissing namen om een spermadonor te gebruiken, dachten ze er niet aan om donorsperma te reserveren voor een eventueel broertje of zusje. Daarom zijn Dina en haar zus niet volledig genetisch aan elkaar verwant.
Daartegenover stelden Dina’s ouders als voorwaarde voor hun beslissing dat ze open zouden zijn over hun keuze om een spermadonor te gebruiken. Die openheid moest ook gelden voor de kinderen en daarom hebben ze het hen vanaf de eerste dag verteld.
Ik heb er vertrouwen in dat mijn ouders ons stukje bij beetje de informatie gaven die we op dat moment aankonden, naar gelang onze leeftijd. Dat vertrouwen is erg cruciaal geweest in hoe ik me nu voel over dat ik een donorkind ben.
“Het feit dat ik een donorkind ben, is een belangrijk maar klein deel van mij. Een feit, maar niet iets waar ik veel waarde aan heb toegekend. Het bepaalt mijn leven niet. Integendeel, het sleutelwoord in ons verhaal is altijd openheid geweest. Ik weet dat ik altijd thuis terecht kan en dat al mijn vragen worden beantwoord. Het betekent ook iets dat mijn zus en ik in hetzelfde schuitje zitten”, zegt Dina, die in het verleden presentaties heeft gegeven bij European Sperm Bank over hoe het is om donorkind te zijn.
Mijn ouders hebben mij gevormd
Een donorkind zijn is het tegenovergestelde van taboe voor Dina. Haar ervaring is dat hoe meer ze erover praat, hoe meer begrip zij en anderen krijgen.
“Wanneer ik aan mijn donor denk... Ik kan me geen gezicht voorstellen. Een man die ooit meer nodig had, of iemand die oprecht anderen wilde helpen om kinderen te krijgen. Hem ontmoeten is hypothetisch, maar mijn benadering zou hetzelfde zijn als bij het ontmoeten van ieder ander persoon. Het zou echter wel boeiend zijn te horen wat zijn overwegingen waren en of hij in de loop der jaren heeft nagedacht over de kinderen die hij op de wereld heeft helpen zetten. Hij zou niet meer voor me betekenen dan dat en er is nooit over hem gesproken als zijnde mijn vader. Ik HEB een vader en dat betekent alles. Hij is degene die er altijd voor me is geweest en het zijn mijn ouders die mij hebben gevormd als persoon”, onderstreept Dina.
Is er iets in je verhaal waarvan je zou willen dat het anders was aangepakt?
“Nee. Ik heb er vertrouwen in dat mijn ouders ons gedoseerd informatie gaven op de momenten dat we het aankonden, naar gelang onze leeftijd. Dat vertrouwen is erg cruciaal geweest in hoe ik me nu voel over dat ik een donorkind ben. Het zou erg ingrijpend zijn geweest om daar als 18-jarige voor het eerst achter te komen.”